zaterdag 13 januari 2024

Herrie in Oeteldonk





Het roodwitgeel gaat weer door onze aderen vloeien. Over een paar weken is het carnaval, de jaarlijkse hoogmis van onze stad. Ook voor de horeca breken dan de hoogtijdagen aan. Allerlei carnavalswinkeltjes hebben intussen hun deuren geopend om carnavalsvierders te verleiden tot het kopen van fraaie pekskes. Of ze veel zullen verkopen weet ik niet. Het valt namelijk niet mee om de concurrentie aan te gaan met Prins Hoofs en Adjudant Persoons in de Vughterstraat. Maar daar wil ik het niet over hebben. Nee, ik wil het gewoon even over carnaval hebben. Het is en blijft een te zot feest, dat heb ik proefondervindelijk beleefd. Nu ben ik toeschouwer geworden en constateer dat het al een hele poos geen exclusief Oeteldonksfeestje meer is. Er strijken steeds meer boven-de-rivieren feestgangers neer in Oeteldonk. Ze komen uit alle hoeken en gaten. Het mag van mij, alleen is de drukte met carnaval allengs niet meer te overzien. Het is zo druk zelfs dat je letterlijk over de hoofden kunt lopen. En dat hebben de bobo’s van de Oeteldonkse Club inmiddels ook in het snotje gekregen.

Maar ja, wat ga je er aan doen? Dat weten ze bij de Oeteldonkse Club ook niet. Ze willen of ze kunnen het niet eens worden over de aanpak. Kortom, er is herrie in de tent. Er zijn al een paar ministers met roodwitgeel in hun bloed opgestapt. Het is bijna net als in de Haagse politiek. Als eerste stapte minister-president Anita Maas op. Zonder opgaaf van reden! Haar voorzitterschap heeft trouwens niet heel lang geduurd. Dat snap ik. Houd je maar eens staande bij een Oeteldonkse kliek die geen verandering wil. Die kliek bestaat hoofdzakelijk uit mannen. Voor hen was een vrouwelijke minister-president waarschijnlijk al een dingetje. Ik vermoed dat ze, als Anita voorbij liep, liever het carnavalsliedje: ‘wa'n lekker ding bende gij, en ge hebt zo'n lekker kuntje’ zongen. En dat kan natuurlijk niet!

Nu zijn er nog eens twee prominente clubleden opgestapt. Een van hen, de minister van fondsenwerving, doet een boekje open en zegt: ‘Deze Oeteldonkse kliek staat de noodzakelijke ontwikkeling van Oeteldonk in de weg. Een groepje mensen wil een eigen feestje houden, het spel voor zichzelf spelen. Die zijn niet geïnteresseerd in de 17.000 leden, de duizend vrijwilligers en het Oeteldonk van de toekomst’. Dat is harde taal voor Oeteldonkers onder elkaar. Wat nu? Niets, nada! Tot na carnaval houdt de Oeteldonkse kliek gewoon hun eigen carnavalsfeestje en laten ze de binnenstad weer overkoken. Je zou er haast een kater aan over houden.
 

Na carnaval gaan ze in gesprek met drie oude rotten oftewel drie mannen van de Oeteldonkse club. Intussen staat er opnieuw een vrouw op de nominatie om minister-president te worden. Alleen moet zij wachten totdat Knillis begraven is en weer voor een jaar in het carnavalsmuseum ligt. Ze kan dus nog worden afgeserveerd. Heel bizar allemaal! Kortom, er is een hoop mis bij de Oeteldonkse club. Nu denk ik niet dat de carnavalsvierder er een pintje minder om zal drinken. Ook de Oeteldonkse club zal er geen pintje minder om drinken, immers ‘Bij ons staat op de keukendeur, ‘het is niet altijd rozengeur’. Dat zal vast ook hun lijflied zijn!

Wanneer ik de tune ‘Hoe gaat ie met de formatie’? hoor in de Avondshow van Arjen Lubach word ik altijd onwijs vrolijk. Op het tv-scherm kome...