maandag 15 november 2021

Brabantse lulligheid


  Het is al wat jaartjes geleden dat ik mijn laatste ‘ingezonden brief’ naar de redactie van het BD heb gestuurd. Ik had me voorgenomen om geen brief meer te sturen naar de krant. Het was mooi geweest. Tot afgelopen donderdag, de elfde van de elfde. Op die dag kleurde het Bossche centrum roodwitgeel. ‘s Morgens rond elf uur fietste ik over de Markt en er klonken al carnavaleske muziekskes. Ik kreeg zowaar weer zin om carnaval te vieren, dat gevoel had ik jaren niet meer gekend. Komt vast door corona, zou mijn verpleeghuismaatje zeggen. Het klinkt misschien gek, maar de liefde voor carnaval dooft nooit. Op een of andere manier blijft carnaval toch in mijn vezels zitten. Het blijft een mooi feest, maar daar denken een tweetal columnisten anders over. En nu in coronatijd helemaal, want ook dan is een dagje gereguleerd elf-elf vieren not done. Dat zal best. Dus om van het gedoe af te komen kunnen we maar beter met z'n allen doorprikken, anders gaat het verraderlijke virus wellicht nog zijn lustrum halen. 

En dan hoeven de twee columnisten hierover niet meer te schrijven, immers de columnist van de Telegraaf schreef dat Oeteldonk voortaan Oenendonk heet. Leuk gevonden en daar valt mee te leven.  BD-columnist Tony van der Meulen daarentegen ging in zijn column over het vieren van elf-elf midden in de pandemie voor mij een stap te ver. Hij schreef onder meer: ‘het is een breed Brabants probleem, lulligheid is hier troef’. Tja, toen ik werd ik wel een beetje boos. Een beetje maar, want het was elf-elf en uit mijn Sonos box klonk ‘Bij ons staat op de keukendeur, het is niet altijd rozengeur’. Toch had de columnist van het BD me verleid tot het schrijven van een brief naar de opinieredactie van de krant. In de krant hebben ze nog een rubriek: ‘ingezonden brieven’. Dat klinkt ouderwets, want iedereen stuurt zijn/haar reactie op iets via de email.  Wie doet nog een getypte brief in een enveloppe, doet er een postzegel op en hop in een van de nog spaarzame brievenbussen? Dat zou pas lullig zijn. 

En zo schreef ik met enige tegenzin toch maar een digitale brief naar de opinieredactie van de krant. Ik wilde niet alleen onze burgemeester een hart onder de riem steken, maar ook Tony van der Meulen op zijn plaats zetten over zijn denigrerende opmerking over de Brabanders. Hoezo is lulligheid troef in ons Brabantse land? Komt dat omdat wij van carnaval houden, ook al is het even- zoals nu - geen rozengeur? Uit zijn column begrijp ik dat onze columnist absoluut niet van carnaval houdt. Sterker, hij vindt het een voorrecht om daar niet bij te horen. Dat mag, maar grossieren we daarom in typische Brabantse lulligheden of doen we nog meer niet goed? Trouwens, ik vind lulligheid helemaal geen typisch Brabants probleem, maar een gewoon probleem. Neem nou onze demissionaire regering, daar is lulligheid pas troef. En nu ben ik, op z’n typisch Brabants gezegd, voor even uitgeluld!


Wanneer ik de tune ‘Hoe gaat ie met de formatie’? hoor in de Avondshow van Arjen Lubach word ik altijd onwijs vrolijk. Op het tv-scherm kome...