donderdag 1 augustus 2024

Begin- en eindpunt




Het beginpunt is perron 1 op het station. Ik stap in de trein naar Nijmegen, op weg naar een wandelmaatje. In de trein hoop ik inspiratie op te doen voor een column, want de deadline nadert. Misschien zitten er in de trein wel een paar mensen met elkaar te babbelen over iets spannends. Niet dus, het is opmerkelijk stil in de sprinter. Dat is eigenlijk niet zo gek, want het is hoogzomer en veel mensen vertoeven elders: op de camping in de Ardèche, op het strand ergens aan de Middellandse Zee of gewoon thuis omdat op vakantie gaan teveel stress oplevert. Bij gebrek aan inspiratie ga ik dan maar het BD lezen. Wie weet!

Maar eerst even plassen. Op zich vind ik dat in de sprinter wel een dingetje. Het begint al met het zoeken naar de knop om de draaideur te openen. Eenmaal binnen is het zoeken naar de knop om diezelfde deur te sluiten. Dan hoop ik altijd dat er niemand meekijkt, dat vind ik nogal gênant. Van dat nerveuze gedoe zou ik zomaar in mijn broek kunnen plassen. Eenmaal klaar met plassen is het zoeken naar de knop om de deur te openen. Maar ook deze toiletperikelen in een sprinter zijn mij geen column waard. Hopelijk levert het BD wat meer op om over te schrijven. En dat lijkt me te gaan lukken. In het BD lees ik namelijk dat een zuinige weldoenster uit Lemiers na haar dood al haar huizen aan de huurders heeft geschonken.

Maar eerst Lemiers? Waar ligt dat? Ik had er nog nooit van gehoord. Maar nu wel. Het is een dorpje in het Limburgse heuvelland in de buurt van Vaals. Er wonen amper 800 mensen. Tot aan haar dood woonde er ook ene Anneliese Houppermans, inmiddels de zuinige weldoener genoemd. Anneliese leek in de verste verte niet op het type ‘huisjesmelker’. Nee, in de krant las ik dat Anneliese eruit zag als een zwerver. Ze had een voortand die zichtbaar werd wanneer ze lachte. Ook droeg ze altijd kleine laarsjes, een oude kapotte broek en een slobbertrui. Pruimen-Marie, zoals ze ook wel werd genoemd, bezat wel twintig huizen in Lemiers. In haar leven gaf ze - zo zuinig als ze was - geen cent te veel uit. Zo is Anneliese ofwel Pruimen-Marie kennelijk rijk geworden en huizenbezitter. En niemand in het dorpje die dat echt in de gaten had, totdat ze dood ging.

Treurig is wel dat huizenbezitter Anneliese eenzaam stierf. Op haar begrafenis waren er amper mensen, want kinderen en vrienden had ze niet. Voor haar dood keek bijna niemand naar haar om. Maar nu zullen al haar huurders vast regelmatig aan haar denken nu ze gelukkige huizenbezitters zijn. Wat haar bewogen heeft om haar huizen te schenken blijft gissen. Dat geheim heeft ze in haar graf meegenomen. De moraal van dit mooie verhaal is dat er bijzondere weldoeners zijn. Maar eigenlijk, bedenk ik me, kan iedereen op zijn of haar manier een weldoener zijn, althans als ik de betekenis van het woord goed begrijp. Het hoeft niet altijd over geld te gaan. Intussen nadert de trein en deze column het eindpunt.



zondag 28 juli 2024

De wolf




De wolven in ons land houden de gemoederen bezig en dan bedoel ik niet de geldwolven. De groep geldwolven inmiddels is vele malen groter dan de roedels wolven die vooral op de Veluwe hun domicilie hebben. Waar de geldwolven verblijven weet ik niet, maar dat zal vast op plekken zijn waar grote villa’s staan. De komende jaren komen er nog eens 200.000 geldwolven bij en dat zijn vast niet alleen loterijwinnaars. Nu zijn geldwolven in principe mensvriendelijk en dat kun je van de wolf niet meer zeggen. De wolf is voor de duvel niet bang meer voor mensen. Ja, die verrekte wolf. Hij lijkt op een Duitse herder, maar dat is schone schijn. Zijn karakter is totaal anders. De wolf is bloeddorstiger.

De grootste hobby van de wolf is het doodbijten van makke schapen in de wei. Jammer genoeg lukt het de makke schapen niet om, als er wolvengevaar dreigt, over de dam te springen. Je kent vast wel het spreekwoord: als er een schaap over de dam is volgen er meer. Niet dus, mak als ze zijn blijven ze staan om te worden doodgebeten. Nee, de wolf is absoluut niet mijn dier. Ik heb liever een schaap met zijn aaibare kop. Een wolf moet je niet aaien, dan kun je zomaar worden gebeten. Dus als je een wolf ziet, maak dan dat je wegkomt. Het liefst op een snelle fiets.

En dat brengt mij bij Tadej Pogacar, de wielrenner. Hem vind ik ook wel een beetje een wolf, maar dan in schaapskleren. Waarom zeg ik dat? Tijdens een van de laatste Touretappes zei hij: 'Vandaag fiets ik kalm de berg op’. Ja ja, vervolgens fietste hij als een bladblazer, iedereen omver. Pogacar heeft op zijn gemak zowel de Giro d'Italia als de Tour de France gewonnen. Andere renners, toch niet de minsten, werden voorbij gefietst alsof ze niet bestonden. Weet je, ik vertrouw zijn haast bovenmenselijke prestaties niet helemaal. Als je naar de Tour de France hebt gekeken en oplettend bent geweest tijdens een interview met Pogacar moet je hebben opgemerkt dat deze fatbiker wat vreemd uit zijn ogen kijkt. Kijkt alsof hij in hogere sferen vertoeft.

Nu zul je je vast afvragen waarom ik Pogacar bij het gedoe met de wolven heb gehaald? Nou, ik vind hem net als de wolf niet heel sympathiek. En dat wilde ik even kwijt. Terug naar de wolf. De wolventrek naar ons land zal de komende tijd nog wel toenemen. Er zijn inmiddels tien roedels ofwel zestig wolven. Op zich nog niet zo veel, maar ze hebben wel al heel wat schapen de nek doorgebeten. Vrienden van de wolf zeggen: ‘dat hoort nou eenmaal bij de natuur’. Dat zal wel, maar wat moet een schapenhouder daarmee? Kijk, als de wolf nou trekken zou vertonen van Bor de Wolf uit de Fabeltjeskrant zou ik ‘m nog wel te pruimen vinden. Maar zo niet. En dat zal Roodkapje vast met me mee eens zijn!

Wen er maar (niet) aan!

Terwijl ik achter mijn laptop bezig ben met het schrijven van een column zie ik buiten donkere wolken zich samenpakken, De bomen langs het k...