vrijdag 3 april 2020

Schichtig paard


Heb je weleens een schichtig paard gezien? Ik denk van niet, want zodra je een schichtig paard nadert is ie er al in galop vandoor gegaan. Een paard is van nature een vluchtdier die altijd op z’n hoede is. Het edele dier houdt – net als ik - absoluut niet van onbekend gevaar. Maar hoe kom ik nou op een paard? Raak ik nu langzamerhand toch de kluts kwijt?  Wie weet! Vanmorgen was ik bij de Jumbo in het Paleiskwartier voor, wat ik noem, troosteten zoals onder andere chips, een appeltaartje, een chocoladereep en wat biertjes. Maar daarnaast dacht ik: het is ook weekend! Al weet ik af en toe niet of ik nou van voren of van achteren leef.


Bij de Jumbo stond ik wat te talmen bij de broodafdeling. Neem ik nou lekkere witte en bruine broodjes of toch maar gewoon een ‘gezond’ volkoren brood. Ik was er met mijn hoofd niet goed bij, keek als een schichtig paard om me heen. Ja, want voor je het weet staat er iemand in mijn cirkel van anderhalve meter. ‘Kunt u het vinden’? Dat vroeg een vriendelijke Jumbo-er. Nee, niet goed. Het ziet er allemaal zo lekker uit. ‘Vertel mij wat, zei ze. Ik eet ook meer dan eerst’. Gelukkig, ik ben niet de enige, dacht ik. Ik noem dat troosteten? Herken je dat? ‘Ja, zo kun je dat wel noemen’. Ik vervolgde mijn pad in een supermarkt die zo goed als leeg was, maar toch bleef ik schichtig. Immers bij het voorbij lopen van een schap kun je zomaar onbedoeld tegen iemand aan botsen en dat is niet bedoeling. 


Bij de kassa was ik meteen aan de beurt. De kassière achter het plexiglas zag mij naar een kastje kijken. Het zag er in mijn ogen uit als een pinapparaat. ‘Wilt u iets vragen’? Misschien dacht ze wel dat ik het even niet wist of dat ik schichtig keek. Nee, eigenlijk niet, zei ik. ik keek rond en stelde vast dat er voorlopig geen klant in de buurt was, dus er was wel even tijd voor een praatje. De kassière: ‘ik vind het wel fijn om te werken. Thuis zitten lijkt mij helemaal niets, want dan gaat op de radio bijna de hele dag over corona. Ik ben blij dat ik een supermarkt werk, al dachten mijn vriendinnen daar eerst anders over. Nu zijn jaloers op me’, zei ze lachend. ‘Maar ik vind het ook wel spannend, want ik moet nu extra opletten dat mensen voldoende afstand houden bij de kassa en dat valt niet altijd mee’. Je kunt trots zijn op je werk, want jullie zijn nu de krenten in de pap, zei ik. ‘Dank je’, zei ze verlegen. Ik liep naar buiten en keek schichtig om me heen. Gelukkig, er was niemand in de buurt!

zondag 29 maart 2020

Dodenrit




Wie kent niet het onsterfelijke lied ‘Dodenrit’ van Drs. P. In dit lied probeert een Russisch gezin op weg naar Omsk aan de hongerige wolven te ontsnappen. Tevergeefs. Het lied begint heel mooi:

'We rijden met de trojka door 't eindeloze woud
Het vriest een graad of dertig, het is winter en vrij koud
De paardenhoeven knersen in de pasgevallen sneeuw
't Is avond in Siberië, en nergens is een leeuw’

Maar dan gaat het vreselijk mis. Onderweg duiken hongerige wolven op. Het hele gezin wordt verslonden, een voor een. De vader is als laatste aan de beurt. Zijn laatste woorden voordat hij wordt verslonden: 'Omsk is een mooie stad, maar net iets te ver weg'. Zo eindigt het lied. Dit maffe en lugubere liedje spookt sinds gisteren door mijn hoofd. Is dit raar? Wie het weet mag het zeggen. Ik vind het in ieder geval niet raar omdat ik constant wordt geconfronteerd met het woord dood op radio en tv. intussen komen we, waar ook in de wereld, telraampjes tekort om de doden te tellen. Iedere dag rond de klok van twee uur hoor ik de nieuwe cijfers, alsof ik naar de voetbaluitslagen aan het luisteren ben. En iedere dag zie ik een statistiek met het aantal besmettingen, het aantal ziekenhuisopnamen en het aantal doden. 

Men spreekt steeds over nieuwe doden. Dat vind ik nogal merkwaardig. Dat roept bij mij – nu alles zo onwerkelijk is - vreemde associaties op. Bij nieuwe doden moet ik denken aan de aanprijzing van een nieuw product of er is weer nieuwe haring. Om het nog onwezenlijker te maken hoorde ik een arts zeggen dat er ook verborgen doden zijn en gaan komen. Dat roept bij de associatie op: er ligt nog een lijk in de kast, een verborgen gebrek. Waarom bezigt men dit woordgebruik? Wat voegen de woorden nieuw en verborgen toe? Dood is dood, dat is al eeuwenoud zo. Daar is niets nieuw of verborgen aan. Het is wat ons bindt, want niemand ontkomt er aan. 

Alleen willen we er liever niet over praten. En nu al helemaal niet, temeer de geleerden onder ons dit virus vooralsnog niet kunnen verbannen naar een onbewoond eiland. Dit ondanks al onze hoogwaardige technologische kennis en kunde over van alles en nog wat. Nu steek ik mijn kop in het zand, want ik wil er liever ook niet over praten. Bovendien kun je nu beter niet praten, want als je praat kun je ook al iemand corona naar de mond praten. Althans, dat zei viroloog Ab Oosterhuis onlangs in de talkshow Op1. Ik weet niet zo goed wat ik van die man moet denken. Hij zal best wel weten hoe het zit met virussen, maar hij klinkt vooral als een angstzaaier, maar ook als een rancuneuze bejaarde viroloog die het beter weet dan het RIVM. Vermoedelijk zal de dodenrit van Drs. P. nog wel een poos in mijn hoofd blijven rondzingen. Omsk is nog ver weg!

Wanneer ik de tune ‘Hoe gaat ie met de formatie’? hoor in de Avondshow van Arjen Lubach word ik altijd onwijs vrolijk. Op het tv-scherm kome...