maandag 16 november 2020

Ja nee!

Met mijn boodschappen in de tas liep ik AH uit op weg naar mijn fiets. Ik had mijn mondkapje nog op, want ik kan geen twee dingen tegelijk: mondkapje afdoen en boodschappen dragen. ‘Zo George, je hebt  weer boodschappen gedaan’.  Aangezien mijn bril – met dank aan mijn mondkapje - weer opnieuw was beslagen zag ik niet zo snel wie de man was die mij aansprak. Ik deed mijn mondkapje af en kreeg weer helder zicht en zag dat Willem, met zijn onafscheidelijke sigaar in zijn mond, voor me stond. Willem is een oud-collega van me. Inmiddels een oude knar die nog goed voor zichzelf kan zorgen. Het is een taaie die zich niet gemakkelijk laat omblazen. Willem blinkt uit in zijn recht voor zijn raap taal en is zeker niet van de dialoog.

‘Het zijn hele rare tijden’, zei hij.  Zeg dat wel, Willem. Ik dacht dat hij op de coronacrisis doelde of nog gekker de apocalyps van de Amerikaanse verkiezingen. Niets van dat al. Hij wilde het vooral hebben over een pas overleden vriend, een bekend figuur in Oeteldonk. Het was ook zo’n beetje zijn carnavalsmaatje. Twee krasse tachtigers die ‘m nog wel lustte met carnaval.  Terloops zei hij dat corona even op bezoek was geweest. Dat was het. Ik deinsde een stukje achteruit, want ik stond zowat naast hem. Maar Willem boog met me mee en ging verder met zijn verhaal. ‘Ken je hem?  ‘Vast wel, want jij was ook een carnavalsvierder’, zei Willem. Hij noemde zijn naam. ‘Ja nee’, zei ik. Terwijl ik dat zei besefte ik me ineens dat ik vaak ‘ja nee’ zeg wanneer iemand iets aan mij vraagt of tegen mij zegt. Intussen ratelde Willem door met zijn lofzang op zijn overleden vriend, maar ik werd afgeleid door twee vrouwen die met elkaar in gesprek waren. Ook bij hen kwam een paar keer ‘ja nee’ voorbij.

Gelukkig, ik ben niet de enige met deze afwijking, dacht ik. ‘Ja nee’ zeggen vind ik zoiets als bij de Fijnproever een frietje met zonder mayonaise bestellen. ‘Ja nee’ betekent dat ik het wel snap maar ook niet. Waarom ik nou vaak ‘ja nee’ zeg weet ik echt niet. Misschien wil ik niet laten blijken dat ik het echt niet weet wat een ander bedoeld. Is ‘ja nee’ dus min of meer een excuus? Het gekke is dat een ander nooit tegen mij heeft gezegd: wat bedoel je nou? Ja of nee! Ook Willem vroeg dat niet aan mij. Nee, hij wilde zijn verhaal voltooien. Dus lette hij helemaal niet op mijn ja nee. ‘Je kent hem vast wel’, hield Willem vol. ‘Hij was in zijn werkzame leven huisarts. Iedere week kwam hij bij mij wel een neutje drinken. Ooit heeft hij ervoor gezorgd dat ik heel snel kon worden geopereerd. Ik had hevige buikpijn’. O, dat was een gelukje voor je, een huisarts als vriend, zei ik. Hij glunderde en liep zonder mondkapje AH binnen. Moet ik Willem nog naroepen dat hij zijn mondkapje opdoet? dacht ik. ‘Ja nee’.

Wanneer ik de tune ‘Hoe gaat ie met de formatie’? hoor in de Avondshow van Arjen Lubach word ik altijd onwijs vrolijk. Op het tv-scherm kome...