Bij een mondkapje moet ik gek genoeg denken aan: ‘zeg roodkapje,
waar ga je heen, zo alleen zo alleen’. Ik zeg dat niet zomaar, want zodra een
mondkapje mijn gezicht halveert voel ik me geïsoleerd van mijn medemens, ik
voel een kloof ontstaan. Ik heb er wel even over na moeten denken of ik zo’n mondkapje,
of liever gezegd een zakdoek aan twee elastiekjes, wilde gaan gebruiken. Maar
ja, ik wilde per se er een paar dagen tussenuit. En aangezien ik geen auto meer
heb moet ik dan met de trein. Nou ja moeten, ik doe het natuurlijk mezelf aan. Edoch,
de behoefte was heel groot om een paar dagen langs het Noordzeestrand te gaan
pierewaaien.
Immers zo langzamerhand ben ik gaar gekookt, een te hard
gekookt ei geworden wat blijft plakken in je mond. Eigenlijk vind ik dat we helemaal
van het padje zijn geraakt door het coronavirus. Iets anders of een andere
aandoening bestaat amper nog. Ook hoor ik niemand over het uitsterven van de ijsberen,
terwijl we kunnen ijsberen als de beste. Weet je, ik kan alle heisa over dat
virus eigenlijk niet zo goed meer aan. Op radio, tv en krant struikel ik constant
over virologen en over de vette onheilstijdingen die ons te wachten staan. Het vreemde
is dat al die virologen het ook niet weten, ze druppelen maar wat aerosolen
rond.
Nu wil ik voor viroloog Marion Koopmans wel een
uitzondering maken. Marion Koopmans zou in mijn ogen ook een Limburgse volkszangeres
kunnen zijn. Ach, laat ze nou toch ook uit Limburg komen. Bij haar komt bij mij
een liedje van Corrie Konings bovendrijven: ‘Huilen is voor jou te laat’. Weet je,
Marion kijkt een beetje melancholisch, alsof ze vaak teleurgesteld is. Maar los
daarvan: als ik een biertje te veel ophad ging bij dit nummer altijd het dak eraf.
En om die reden vind ik Marion Koopmans nog wel te pruimen, dan gaat het beeld
nog niet op zwart. Sterker: voor haar wil ik wel een mondkapje dragen.
Dus heb ik bij het instappen in de trein zonder pardon een mondkapje
voor gehangen, de adem zoveel mogelijk ingehouden, niet gehoest of gekucht en
zwijgend zitten staren naar het weiland, naar de herkauwende koeien die geen
weet hebben van de zotheid op onze aardbol. De conducteur heb ik een keer
gezien gedurende mijn treinreis. Ik hoorde hem tegen een andere reiziger zeggen:
‘u moet het mondkapje wel ophouden, ook als de conducteur niet langs komt’. Dat
was subtiel gezegd, niet provocerend, maar wel corrigerend. Mij keek de
conducteur goedkeurend aan. Het begin was gemaakt, ik had mezelf overwonnen met
het dragen van een mondkapje. Of het echt gaat helpen weet ik niet, maar ik
vermoed dat het mondkapje net als afstand houden, niet knuffelen en geen handen
geven de trend blijft voor nog een hele periode. Om af te sluiten als meneer den
Uil van de fabeltjeskrant zeg ik: snaveltje toe en mondkapje op. Ga maar
heerlijk dromen van het land van ooit!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten